-
1 bemühen
bemühen1 (de hulp) inroepen (van), inschakelen, in de arm nemen3 zich beroepen op, aanvoeren1 zijn best doen, moeite doen, zich inspannen3 trachten te bereiken, te winnen, te (ver)krijgen♦voorbeelden:1 bemühen Sie sich nicht! • doet u geen moeite!2 sie bemühte sich um den Patienten • zij zorgde, zette zich in voor de patiënt -
2 dahinter
dahinter♦voorbeelden:〈 informeel〉 dahinter kommen • erachter komen, ontdekken, begrijpendahinter stecken • erachter zitten, te betekenen hebbendahinter stehen • erachter staan, ondersteunen, het er mee eens zijn -
3 dahinter klemmen
zich inspannen voor, zich inzetten voor -
4 plädieren
plädieren♦voorbeelden: -
5 verfechten
verfechten1 verdedigen ⇒ bepleiten, zich inzetten voor -
6 verwenden
verwenden♦voorbeelden: -
7 setzen
setzen♦voorbeelden:1 hoch setzen • hoog, veel inzetten¶ setzen! • (gaan) zitten!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 zetten, stellen, plaatsen ⇒ oprichten; vestigen; brengen♦voorbeelden:〈 sport en spel〉 einen Stein setzen • een steen verplaatsen, een zet doenden Stuhl an den Tisch setzen • de stoel bij de tafel zetten, schuivenzwei Dinge zueinander in Beziehung setzen • twee dingen met elkaar in verband brengenetwas in Brand setzen • iets in brand stekenetwas in Kraft setzen • iets in werking stelleneinen Text in Musik, in Noten setzen • een tekst op muziek, op noten zettenjemanden über einen andern setzen • iemand boven iemand anders plaatsenjemanden über den Fluss setzen • iemand de rivier overzetten(zu einem Verbrechen) eine hohe Strafe setzen • (op een misdaad) een zware straf stellenjemandem etwas als Aufgabe setzen • iemand iets tot taak stellenSalat setzen • sla uitzetten〈 informeel〉 gleich setzt es (et)was! • dadelijk zwaait er wat!1 gaan zitten, plaatsnemen2 zich plaatsen, zich zetten3 bezinken, neerslaan5 〈 aardrijkskunde〉zich zetten, inklinken♦voorbeelden:bitte, setzen Sie sich! • gaat u zitten!sich aufrecht, gerade setzen • rechtop gaan zittensich bequem setzen • er gemakkelijk bij gaan zittensich ans Fenster setzen • aan, bij het raam gaan zittensich aufs Rad setzen • op zijn fiets stappensich zu jemandem setzen • bij iemand gaan, komen zittensich auf eine andere Fahrbahn setzen • van rijstrook wisselen————————setzen!(gaan) zitten! -
8 ansetzen
ansetzenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉4 beginnen, vormen5 aanzetten, vormen7 ramen, begroten♦voorbeelden:das Glas ansetzen • het glas aan de mond zetten6 eine Besprechung auf, für den nächsten Tag ansetzen • een bespreking voor de volgende dag vaststellen9 eine Bowle, einen Likör ansetzen • een bowl, likeur bereiden¶ 〈 figuurlijk〉 den Hebel an der richtigen Stelle ansetzen • iets goed, op de juiste manier aanpakken♦voorbeelden:1 Kalk, Zahnstein setzt sich an • kalk, tandsteen zet aan -
9 einsetzen
einsetzenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 inzetten, zetten in♦voorbeelden: -
10 einlassen
einlassen1 in-, binnen-, toelaten2 laten lopen, stromen (in)3 aanbrengen, inzetten♦voorbeelden:1 zich inlaten, zich bemoeien (met) ⇒ beginnen (aan)2 〈 meestal pejoratief〉zich afgeven, omgang hebben (met)♦voorbeelden:1 sich in ein Gespräch einlassen • een gesprek beginnen, willen praten -
11 verschwören
verschwören, sich -
12 Zeug
〈o.; Zeug(e)s, Zeuge〉1 prul, rommel ⇒ spullen, gerei3 〈 scheepvaart〉tuigage, takelage♦voorbeelden:ich habe mein ältestes Zeug angezogen • ik heb mijn oudste kloffie aangetrokkenalbernes Zeug treiben • gekke, domme dingen doen¶ er arbeitete, fuhr, was das Zeug hielt • hij werkte, reed zo hard (als) hij kon〈 informeel〉 jemandem etwas am Zeug flicken • (a) iemand een loer draaien; (b) iemand iets aanwrijvensich für jemanden, etwas ins Zeug legen • zich voor iemand, iets erg inzettenmit jemandem scharf ins Zeug gehen • met iemand niet bepaald zachtzinnig omgaaner hat, in ihm steckt das Zeug zu einem guten Zimmermann • hij heeft de capaciteiten om een goed timmerman te worden -
13 aufnehmen
aufnehmen♦voorbeelden:die Küche aufnehmen • de keuken dweilenMaschen aufnehmen • steken opnemenein Kind auf den Arm aufnehmen • een kind op de arm nemenetwas vom Boden aufnehmen • iets van de grond oprapen2 eine Arbeit aufnehmen • een werk opnemen, beginnenden Kampf aufnehmen • de strijd aanbindendie Verfolgung aufnehmen • de achtervolging inzetten8 eine Anleihe aufnehmen • een lening aangaan, sluitender Film wurde mit Begeisterung vom Publikum aufgenommen • het publiek reageerde enthousiast op de filmein Protokoll aufnehmen • een proces-verbaal opmakeneinen Unfall aufnehmen • een ongeval protocolleren -
14 eintreten
eintreten2 trappen, schoppen naar♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 trappen, schoppen in -
15 stark
〈 stärker, (am) stärkst(en)〉2 sterk, groot ⇒ flink, talrijk, veel, dicht3 hevig, heftig ⇒ flink, erg, fors6 sterk, kras♦voorbeelden:〈informeel; figuurlijk〉 sich für jemanden, etwas stark machen • zich voor iemand, iets inzettenstarker Beifall • veel applausstarkes Haar • veel, dicht haareine starke Nachfrage • een grote vraagstarker Verkehr • druk, veel verkeerder Artikel ist stark gesucht • er is veel vraag naar dat artikelstark verschuldet sein • grote, zware schulden hebbenstark bevölkert • dichtbevolktstarke Kälte • vinnige koues fror stark • het vroor harddas Buch ist 800 Seiten stark • het boek is 800 bladzijden dik8 irre stark! • al te gek! -
16 verspielen
verspielen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verspelen, met spelen verliezen2 verspelen, spelend doorbrengen3 bij het spel inzetten, gebruiken♦voorbeelden:1 zich verspelen, verkeerd spelen
См. также в других словарях:
Конкурс песни Евровидение 2013 — Эта статья содержит информацию о запланированном событии, которое состоится через 4 месяца 18 дней. Информация может меняться по мере … Википедия